Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik zal u, en uw zaad na u, het [14]land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, tot [15]eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn. 14. Waarin gij als vreemdeling gekomen zijt, gereisd hebt, en nog verkeert en verkeren zult. Zie onder, hfdst.28 vs.4, en hfdst.36 vs.7, en hfdst.37 vs.1. Het woord staat in het getal van velen, om aan te wijzen de gedurigheid en lengte van den tijd, waarin hij daar vreemdeling zou wezen. 15. Hebr. tot bezitting der eeuwigheid. Zie vs.7.